Robbeneiland: inkijkje in duister Zuid-Afrika
Voor de kust van Kaapstad, even buiten Tafelbaai, ligt Robbeneiland. Een bekende én beruchte ‘puist’ middenin de woeste en ijzig koude Atlantische Oceaan. Dat laatste is wellicht de reden waarom het eiland zo’n 350 jaar lang dienst deed als strafkolonie: ontsnappen was vrijwel onmogelijk. VOC-koopman Jan van Riebeeck, die in 1652 de Kaapkolonie stichtte, gebruikte Robbeneiland om lastige zeelieden op te bergen. Sindsdien behield het eiland de functie van gevangenkamp.
Maximum security prison
Je kunt Robbeneiland dus met recht een Duivelseiland noemen. In 1959 richtte de Zuid-Afrikaanse apartheidsregering op Robbeneiland een zwaarbeveiligde gevangenis in voor politieke gevangenen. Dat wil zeggen, voor anti-apartheidsstrijders die door het regime als ‘staatsgevaarlijk’ werden beschouwd. De belangrijkste politieke gevangene van Robbeneiland was – zoals vrijwel iedereen weet – Nelson Mandela. De voormalig president van Zuid-Afrika zat tussen 1964 en 1982 in de maximum security prison. Kortom, achttien jaar van de in totaal 27 jaar die Mandela als gedetineerde doorbracht.
“Al vele jaren zijn het met name toeristen die een bezoek brengen aan Robbeneiland”
Ook mannen als Walter Sisulu, Govan Mbeki – de vader van Thabo Mbeki, die Mandela opvolgde als president – Tokyo Sexwale en de huidige president Jacob Zuma zaten op Robbeneiland. Sinds 1996 heeft Robbeneiland niet meer de functie van gevangenis, noch voor politieke noch voor gewone gevangenen. Al vele jaren zijn het met name toeristen die een bezoek brengen aan Robbeneiland. In de meeste gevallen voor een tour over het eiland en een indrukwekkende rondleiding in de maximum security prison.
Strakke, geoliede machine
Ik bezocht Robbeneiland afgelopen vrijdag, voor de tweede keer in mijn leven. In 2002 bracht ik ook een bezoek aan Robbeneiland en ik kan mij vergissen, maar volgens mij duurde de tour toen langer. Of werd hij minder gehaast uitgevoerd. Hoe dan ook, ik vond het merkbaar dat Robbeneiland een toeristische bezienswaardigheid is geworden. (Voor zover je daarvan kunt spreken bij een eiland met zo’n bizarre geschiedenis.) De boten die vanaf het V&A Waterfront naar Robbeneiland vertrekken zijn groter, de rijen en de wachttijd langer en de tour is een strakke, geoliede machine. Voordat je het weet zit je op de boot terug naar Kaapstad en denk je: “Oké, dit was het dus?”
“Lopen over het dek was een heuse dronkenmanservaring en als je je mond opendeed, dan klapperden je wangen in de gierende wind”
Nee, nu doe ik geen recht aan de belevenis die Robbeneiland is. Want er zijn veel redenen om zo’n tour te doen. De eerste reden is het uitzicht dat je vanaf zee hebt op Kaapstad, de Tafelberg en het futuristische voetbalstadion dat in Sea Point gebouwd is voor het WK 2010. Ik had de pech dat onze boot, vanwege opgetreden vertraging, de tocht naar Robbeneiland extra snel deed. Om tijd in te halen. Dat maakte het bijna onmogelijk om écht mooie foto’s te schieten. Lopen over het dek was een heuse dronkenmanservaring en als je je mond opendeed, dan klapperden je wangen in de gierende wind. Ondanks dat was het uitzicht fabuleus.
‘Ons dien met trots’
Als je erlangs vaart, zie je dat Robbeneiland geen leeg eiland is. Je passeert huizen en, iets hoger gelegen, een vuurtorentje. Een deel van de bebouwing is beduidend ouder dan de maximum security prison waar Mandela zat. Aangekomen op het eiland, krijg je eerst een rondrit per bus langs de belangrijkste bezienswaardigheden. Die rondrit begint bij de toegangspoort naar het eiland. Een poort die mij – excuses voor de associatie – doet denken aan de hoofdingang van Auschwitz. ‘Ons dien met trots’ staat er in koeienletters. Misschien is een kleine uitleg van deze slogan op zijn plaats. Bedoeling was, zo interpreteer ik het, dat je als gevangene weer met trots je land leerde dienen op Robbeneiland. Of liever: je plek (weer) leerde zien, als zwarte in wit Zuid-Afrika.
“Volgens de verhalen ligt ene Sayed Abdurahman Moturu onder het bouwsel begraven”
Direct na de poort kom je langs een iets minder politiek getint bouwsel: de Moturu Kramat, een grafmonument met een heldergroene koepel. Volgens de verhalen ligt ene Sayed Abdurahman Moturu onder het bouwsel begraven. Moturu, één van Kaapstads eerste imams – nog steeds is de kleurrijke wijk Bokaap in Kaapstad vrijwel volledig Islamitisch – werd in de 1740’s naar Robbeneiland verbannen en stierf er in 1754. Na zijn dood kreeg hij een grafmonument en Islamitische politieke gevangenen hadden het gebruik Moturu daar eer te bewijzen.
Op het eiland gedumpt
Vervolgens rijdt de bus langs een begraafplaats voor leprapatiënten. Er hoort een schrijnend verhaal bij. Tussen 1836 en 1931 werden lepralijders op het eiland ‘gedumpt’, omdat toen nog werd aangenomen dat lepra én ongeneeslijk én besmettelijk was. Sterker nog, men verwachtte dat de kinderen van leprapatiënten óók lepra zouden hebben/krijgen. Toen dat niet het geval bleek, moesten er voor de kinderen van overleden lepralijders adoptiegezinnen gevonden worden. De leprapatiënten die op het eiland verbleven, werden afgezonderd van de rest van de bevolking en – uiteraard – ook apart begraven. Om die reden kom je nu deze begraafplaats nog tegen.
“Het Kasteel in Kaapstad is in 1666 opgetrokken uit stenen die op Robbeneiland zijn uitgehakt, ik vermoed óók door gevangenen”
Voordat je het dorp inrijdt, kom je een steengroeve tegen die nauw verbonden is aan de maximum security prison. Tal van politieke gevangenen werden er aan het werk gezet. Hele dagen hakten ze brokken witte kalksteen los. Overigens is de steengroeve al veel langer in gebruik, want het Kasteel in Kaapstad is in 1666 opgetrokken uit stenen die op Robbeneiland zijn uitgehakt. Ik vermoed ook door gevangenen.
Geen pretje
Bij de toegang naar de steengroeve ligt sinds 1995 een hoop stenen, met een verhaal. In het genoemde jaar was er op Robbeneiland een reünie van ex-gevangenen. Tijdens die reünie werd er voor bezoekers/gasten een demonstratie gegeven van het werk dat verricht werd in de groeve. President Nelson Mandela nam deel aan deze demonstratie en pakte – zonder dat dit was afgesproken – een steen op en legde deze op de plek waar nu de steenhoop ligt. De andere ex-gevangenen volgden direct zijn voorbeeld, en legden er allemaal een steen bij. Een zwijgend symbool.
“Een natuurlijke grot in de zijwand van de groeve deed dienst als opslagplek, wc én schaduwplek voor de pauzes”
Het werken in de steengroeve was geen pretje. Het felle zonlicht weerkaatste tegen de witte rotsen en het fijne stof drong door in kleren, neuzen, ogen en oren. Het stof beschadigde de ogen van Mandela. Tijdens het werk in de groeve konden de gevangenen soms wel met elkaar praten, hoewel de bewakers er nauw op toezagen dat het nooit over politiek ging. Een natuurlijke grot in de zijwand van de groeve deed dienst als opslagplek, wc én schaduwplek voor de pauzes. Echte privacy als je ‘naar het toilet’ moest, was er dus niet bij. Evenmin was je pauzeplek erg hygiënisch.
Moordenaars, verkrachters en dieven
Een oud-gevangene vertelde mij in 2002, tijdens mijn eerste bezoek aan Robbeneiland, dat de bewakers soms sadistische buien hadden. Wanneer een gevangene in hun ogen niet hard genoeg werkte, brutaal was of de bewakers ergerde, dan werd een passende straf verzonnen. Zo’n straf kon zijn, dat iemand tot zijn nek ingegraven werd en dan uren achtergelaten werd in de brandende zon. Wanneer de bewakers meenden dat de gevangene wel wat ‘verkoeling’ kon gebruiken, urineerden zij over zijn hoofd.
“Er zaten moordenaars, verkrachters, dieven… maar de apartheidsregering vond hen minder gevaarlijk dan de politieke gevangenen”
Na de steengroeve kom je in het dorpje. Hier woonden de meeste bewakers. Ook vind je er een schooltje, een kleine medische post, een postkantoortje, twee kerken – waarvan eentje gebouwd is door de architect die ook de Uniegebouwen in Pretoria ontworpen heeft – en de gevangenis voor ‘gewone’ gevangenen. Onze gids vertelde: “Er zaten moordenaars, verkrachters, oplichters, dieven… maar van al deze mensen vond de apartheidsregering dat ze minder gevaarlijk waren dan de ‘politieke gevangenen’. Daarom zaten ze in een gevangenis aan de rand van het dorp, vele malen minder zwaar beveiligd.”
Pijn om hun eigen kinderen
Het witte kerkje in het dorp heeft een vlaggenmast bovenop de toren. Aan die mast werd jarenlang bij de geboorte van ieder kind op het eiland een blauwe of een roze vlag gehesen, bij respectievelijk een jongetje of een meisje. Ook werd dan de kerkklok geluid. Als de (politieke) gevangenen zo’n vlag zagen en/of het klokkengelui hoorden, dan voelden ze pijn, aldus de gids. Dan dachten ze aan hun eigen kinderen, die ze al jaren niet hadden gezien.
Rijd je het dorpje uit, dan zit je ineens in de ruwe natuur van het eilandje. Links de rotsachtige kust, met een prachtig uitzicht op de Tafelberg, rechts stug gras en struikgewas – het zogeheten fynbos – gele bloemen, allerlei nestelende vogels en in de verte het rood-witte vuurtorentje. Als je geluk hebt, spot je een steenbokje of een impala.
Portugees bevoorradingspunt
Robbeneiland is niet groter dan een slordige 14 km² groot: 5,5 kilometer lang en 2,2 kilometer wijd. Dus je rijdt ook zomaar weer het dorp in. Langs de kust staat ergens een kanon uit de 2e Wereldoorlog. Een exemplaar waarvan er wereldwijd nog maar een paar exemplaren in deze toestand zijn. Het kanon van Robbeneiland was ooit in staat om tot in Houtbaai te schieten. Gelukkig is het wapen nooit gebruikt, want als het afgeschoten werd, trilde het eiland.
De eerste historische beschrijving van Robbeneiland is van de Portugese ontdekkingsreiziger Bartholomeus Dias, die het eiland ‘ontdekte’ toen hij in 1488 Tafelbaai binnenvoer. In tegenstelling tot Jan van Riebeeck die ruim 160 jaar later een kolonie annex bevoorradingspunt voor schepen stichtte aan de Kaap, besloten de Portugezen om Robbeneiland voor dit doel te gebruiken. Zodoende hadden ze niet te maken met de Khoin en de San, de volken die op dat moment in Zuidelijk-Afrika woonden.
Grote kolonie pinguïns
De naam Robbeneiland is door Van Riebeeck bedacht, vanwege de vele zeerobben die hij daar aantrof. Ook leefde er een grote kolonie pinguïns op Robbeneiland. De Portugezen schoten deze dieren in groten getale af, om als voedsel te dienen. Inmiddels is er weer een redelijke pinguïnkolonie op Robbeneiland, maar door de vele bezoekers aan het eiland verslechteren de leefomstandigheden van de diertjes. Ze dreigen volledig van het eiland te verdwijnen en dit zou al in de komende tien jaar kunnen gebeuren.
“Tussen de hekken liepen honden, dus als je er als gevangene in slaagde om over één hek te klimmen, was de kans klein dat je ook over het tweede hek kwam”
Het tweede deel van de toer is de rondleiding in de maximum security prison, waar Nelson Mandela vastzat. Een vrijstaand gebouw, omheind met dubbele hekken en wachttorens op de hoeken. Tussen de hekken liepen honden, dus als je er als gevangene in slaagde om over één hek te klimmen, was de kans klein dat je ook over het tweede hek kwam. De zwaarbewaakte gevangenis bestond uit vier blokken. Ieder met zijn eigen regels en mate van beveiliging. Leiders van de anti-apartheidsbeweging kwamen vrijwel allemaal in afdeling B terecht. Ook Mandela zat in blok B.
Verknipt, onleesbaar epistel
De verhalen over de maximum security prison en de mate waarin gevangenen geïsoleerd en gekleineerd werden, zijn indringend. Zo bepaalde je veroordeling en strafmaat het aantal bezoeken en brieven waarop je recht had. Sommige gevangenen hadden slechts recht op één bezoek van een halfuur en het ontvangen van één brief per halfjaar. Brieven werden zwaar gecensureerd, dus soms kreeg je als gevangene maar de helft van je brief: een verknipt, onleesbaar epistel. En jouw eigen brieven aan je geliefden onderging hetzelfde lot. Alles wat verdacht was, werd eruit geknipt.
Als je als familielid of bekende op bezoek wilde bij een (politieke) gevangene, moest je je melden bij een kantoortje aan de kade van Robbeneiland. Daar moest je tal van formulieren invullen en je werd gescreend. Want niet iedereen werd bij de gevangenen toegelaten. Het gebeurde regelmatig dat familieleden de overtocht voor niets maakten; dan werd het bezoek afgewezen.
Ze barstte in huilen uit
Als een bezoek wel werd toegekend, dan golden nog steeds duidelijke regels. Gesprekken mochten alleen gevoerd worden in het Afrikaans of het Engels. Als een familielid die taal niet sprak, kon er dus niet gepraat worden. Uiteraard was praten over politiek of andere verboden onderwerpen taboe. Ook vragen naar het laatste nieuws mocht niet. Bij overtreding van de bezoekregels konden de constant meeluisterende bewakers een gesprek ter plekke onderbreken en beëindigen.
“Ze heeft een halfuur zwijgend tegenover haar zoon gezeten…”
Eén van de gevangenen had een moeder die alleen Pedi sprak. Ze kwam haar zoon bezoeken en het bezoek werd toegewezen. Maar vervolgens kon ze niets tegen hem zeggen. En door de afstand die gecreëerd was tussen gevangenen en bezoekers, kon zij hem zelfs niet aanraken. Ze heeft een halfuur zwijgend tegenover haar zoon gezeten en barstte op den duur in huilen uit… En dan ben je pas halverwege je eilandtoer, als je zulke dingen hoort.
Rondleidingen door oud-gevangenen
In de beginjaren van de maximum security prison mochten gevangenen nog aan het werk bij bewaarders thuis, in de tuin of als klusjesman. Maar dat werd al snel verboden, om te voorkomen dat nieuws van het vasteland of politiek getint materiaal de gevangenis binnengesmokkeld zou worden. Ook wilde de gevangenisdirectie voorkomen dat bewakers teveel sympathie voor de gevangenen zouden krijgen. Dat was ook de reden dat spoedig alle zwarte bewakers vervangen werden door witte bewakers.
De rondleidingen in de gevangenis worden nog steeds verzorgd door oud-gevangenen. Onze gids zat van 1984 tot 1990 op Robbeneiland. Hij was veroordeeld voor 7 jaar. Eén van de eerste dingen die hij laat zien is een reusachtige kopie van de ID-kaart die alle gevangenen bij zich moesten dragen. Een kaart met je naam, gevangenisnummer, je veroordeling en straftijd, en je vingerafdrukken. “Je moest dit pasje altijd en overal kunnen laten zien”, geeft de gids aan. “En hoewel je naam op de kaart stond, was die niet belangrijk. Bewakers vroegen altijd naar je nummer.”
Maaltijden onderling verdelen
De grote voorbeeldpas die hij laat zien, is van een gevangene die twintig jaar opsluiting kreeg voor ‘sabotage’. Een breed begrip in de apartheidstijd. Maar voldoende om iemand jarenlang weg te werken op Robbeneiland. Op een tweede bord staan de maaltijden. De gids legt uit hoe in alles, ook in de maaltijden, onderscheid gemaakt werd tussen kleurlingen en Indiërs enerzijds en de Bantoes (zwarten) anderzijds.
“De gids vertelt: Deze verschillen waren normaal in het land waarin ik leefde. Zo gingen blanken met ons om”
“Kleurlingen en Indiërs kregen beter te eten dan de Bantoes. Zij kregen twee keer per dag brood, wij kregen poeder dat je met water moest aanlengen. Van dat militaire eten, niet lekker. Deze verschillen waren normaal in het land waarin ik leefde. Zo gingen blanken met ons om.” Hij vertelt dat hij al vrij snel in de keuken aan het werk mocht. “Daar werkten kleurlingen, Indiërs en zwarten samen. Wat we deden was, na het uitdelen van het eten, onze eigen porties bij elkaar leggen en onderling verdelen. Eerlijk. Want wij wilden onder elkaar niet toelaten dat het verschil er zou zijn. Als we dat wel zouden doen, dan was onze strijd voor een Zuid-Afrika waarin iedereen gelijk zou zijn nutteloos.”
A Long Way to Freedom
Via een binnenplaats die gebouwd is in de periode dat Nelson Mandela gevangen zat op Robbeneiland, loop je naar cellenblok B. De binnenplaats was bedoeld om de gevangenen te luchten en waar zij konden sporten. Voor de bewakers was er een heel sportcomplex, bij het dorp, maar de gevangenen moesten het doen met een binnenplaats van steen en beton. Er stonden twee palen waartussen een volleybalnet gespannen kon worden. Aan de rand van de binnenplaats ligt een tuin, waar Mandela vele uurtjes werkte. Hij deed dat als ontspanning, maar ook om het manuscript van zijn boek A Long Way to Freedom te verstoppen. Het manuscript werd later de gevangenis uit gesmokkeld en in Londen uitgegeven.
“Cel 7 in blok B. Een troosteloos hok van twee bij twee, in de hoek een dun matrasje, twee opgevouwen dekens, een tafeltje met waskom en een bruine blikken bus: de wc”
De cellen van de maximum security prison zijn inmiddels allemaal leeg, behalve de cel van Mandela. Cel 7 in blok B. Een troosteloos klein hok van twee bij twee meter. In de hoek een dun, hard matrasje, twee opgevouwen dekens, een tafeltje met een waskom en een bruine blikken bus: de wc. Volgens de gids moesten de gevangenen hun blik ’s ochtends legen en uitspoelen. “Daarna werd hij in de zon gezet om te drogen. Als we ’s middags terugkwamen uit de steengroeve, namen we het blik weer mee naar binnen.”
Een dikke muur op rails
Loop je het cellenblok aan de achterkant weer uit, dan zie je dat de deur een enórm geval is. Feitelijk een vreselijk dikke muur, die op rails open- en dichtgeschoven kan worden. Die deur deed je als gevangene terdege beseffen dat je niet kon ontsnappen. Trouwens, aan beide kanten van het cellenblok kom je op een binnenplaats uit. Dus áls je al voorbij die dikke deur kwam, dan was je er nog niet…
Op de boot terug naar het Victoria & Alfred Waterfront in Kaapstad, ben je nog volop aan het verwerken. Als je ervoor open wilt staan, is Robbeneiland zeer de moeite waard maar een heavy ervaring. Robbeneiland geeft een inkijkje in de duistere bladzijden van de Zuid-Afrikaanse geschiedenis. Kijk je liever weg van dat stukje historie, ga dan niet naar Robbeneiland, want dan heb je er weinig te zoeken. Of nee, wacht… dan zou je er misschien juist naartoe moeten!